Nationale Militie - Wetten en Besluiten

Nationale Militie - Reglement Geneeskundig onderzoek 1949

In 1922 is de Dienstplichtweg ingegaan. De reglementen op het geneeskundig onderzoek van 1918 bleven hierbij actief en zijn niet veranderd. Deze zijn pas in augustus 1949 vervangen door het Reglement op het Geneeskundig onderzoek met Koninklijk Besluit J404 van 24 augustus 1949.

In het Koninklijk Besluit zijn hier en daar een aantal titels opgenomen, die in de kantlijn vermeld zijn. Deze staan op deze webpagina tussen haakjes boven de zin, waarnaast deze in het besluit staan.

(N°. J 404) B E S L U I T van 24 Augustus 1949, houdende een nieuw reglement op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor de militaire dienst. (Militair Keuringsreglement.)

WIJ WILHELMINA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

Op de voordracht van Onze Minister van Oorlog en Onze Minister van Marine van 9 Augustus 1949, Staf Adjudant-Generaal, afdeling A 3, nr. 1486;

Overwegende, dat sinds de invoering van het Militair Keuringsreglement (Staatsblad 1918 nr. 209) sommige wetten, waarop dat reglement gegrond was, door andere zijn vervangen, waardoor enige bepalingen van dat reglement niet meer overeenstemmen met de geldende wetten en dat bovendien nieuwe denkbeelden ingang hebben gevonden, die het wenselijk maken dat reglement en de darbij behorende lijsten te herzien;

Gelet op:
de Dienstplichtwet;
de Bevorderingswet voor de landmacht 1902;
de Bevorderingsweg voor de zeemacht 1902;
de Pensioenwet voor de landmacht (Staatsblad 1922 nr. 66);
de Pensioenwet voor de zeemacht (Staatsblad 1922 nr 65);
de Pensioenwet voor het reserve-personeel der landmacht (Staatsblad 1923 nr. 356);
de Pensioenwet voor het personeel der Koninklijke marine-reserve (Staatsblad 1923 nr. 355);
de Pensioenwet voor de vrijwilligers bij de landstorm;
de Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 en
de Wet voor de Koninklijke marine-reserve (Staatsblad 1924 nr. 369);

De Raad van State gehoord (advies van 16 Augustus 1949, nr. 38);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde ministers van 22 Augustus 1949, Staf Adjudant-Generaal, afdeling A 4, nr. 1598;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I
Inleidende bepalingen
Artikel 1

(in de kantlijn staat: Algemene bepalingen)

1. De geschiktheid of ongeschiktheid voor de militaire dienst in verband met ziekten of gebreken wordt onderzocht en beoordeeld naar de bepalingen van dit besluit.

2. Zij, die bij het geneeskundig onderzoek worden bevonden niet ongeschikt te zijn, worden geacht geschikt te zijn.

3. Zij, die de vereiste geschiktheid missen, doch te wier aanzien een heelkundige kunstbewerking uitzicht zou geven op het verkrijgen of herkrijgen van de geschiktheid, worden ongeschikt geacht, indien zij er niet in toestemmen deze kunstbewerking te ondergaan.

Artikel 2

(in de kantlijn staat: Verklaring uitdrukkingen)

Dit besluit verstaat onder:

a. minister: minister van oorlog of minister van marine, naar gelang het de landmacht of de zeemacht betreft;

b. afwijking: een der ziekten of gebreken, in de bijlage van dit besluit vermeld.

Artikel 3

(in de kantlijn staat: Groepen)

1. Voor de toepassing van dit besluit worden de te onderzoeken personen onderscheiden in twee groepen, te weten:

Groep A. Ingeschrevenen voor de dienstplicht en dienstplichtigen.

Groep B. Zij, die krachtens een vrijwillige verbintenis of een benoeming bij de krijgsmacht dienen of wensen te dienen, daaronder begrepen de vrijwillige dienstplichtigen (art. 3, vierde lid, der Dienstplichtwet) en zij, die zich als zodanig wensen te verbinden.

2. Zij, die zowel tot groep A als tot groep B behoren, worden gerangschikt:

Onder groep A, indien het gaat om de geschiktheid voor de dienstplicht;

Onder groep B, indien het gaat om de geschiktheid als vrijwilliger.

HOOFDSTUK II
Keuring van groep A (dienstplichten enz.)
Artikel 4

(in de kantlijn staat: Dienstplichtigen enz.: nog niet in werk. dienst geweest)

1. Personen van groep A worden ongeschikt geacht, indien zij:

a. een afwijking hebben, waarvan herstel binnen korte tijd niet mogelijk moet worden geacht; of

b. geen afwijking hebben, doch hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid niettemin doet verwachten, dat zij niet zullen voldoen aan de eisen van de dienst of niet bestand zullen zijn tegen de vermoeienissen, aan de dienst verbonden.

(in de kantlijn staat: in werk. dienst of i.w.d. geweest)

2. Zijn zij in werkelijke dienst of in werkelijke dienst geweest, dan worden zij, ondanks de aanwezigheid van een afwijking als bedoeld in het eerste lid onder a, niet ongeschikt geacht, indien moet worden verwacht, dat de afwijking hen niet zal verhinderen de dienst naar behoren te verrichten, zonder hun gezondheid of die van anderen ernstig te schaden.

3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, berust de beslissing bij de hoogste geneeskundige autoriteit van de land- of de zeemacht.

HOOFDSTUK III
Keuring van groep B (vrijwilligers enz.) vóór indiensttreding
Artikel 5

(in de kantlijn staat: Vrijwilligers enz.: nog niet in werk. dienst geweest)

1. Personen van groep B worden ongeschikt geacht voor de dienst, waarvoor zij in aanmerking wensen te komen, indien zij:

a. een afwijking hebben of verkeren in een toestand, die een afwijking doet vermoeden; of

b. geen afwijking hebben, doch hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid niettemin doet verwachten, dat zij niet zullen voldoen aan de eisen van de dienst of niet bestand zullen zijn tegen de vermoeienissen, aan de dienst verbonden; of

c. niet voldoen aan de bijzondere eisen, welke door of vanwege Onze minister voor die dienst mochten zijn gesteld. (in de kantlijn staat: in werk. dienst of i.w.d. geweest)

2. Zijn zij in werkelijke dienst of in werkelijke dienst geweest, dan kunnen zij, ondanks de aanwezigheid van een afwijking, geschikt worden geacht voor de dienst, waarvoor zij in aanmerking wensen te komen, indien zij voldoen aan de bijzonderen eisen, bedoeld in het eerste lid onder c, en daarenboven moet worden verwacht, dat de afwijking hen niet zal verhinderen de dienst naar behoren te verrichten, zonder hun gezondheid of die van anderen ernstig te schaden.

3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, berust de beslissing bij de hoogste geneeskundige autoriteit van de land- of de zeemacht.

Artikel 6

(in de kantlijn staat: Vrijwilligers enz. met beperkte geschiktheid)

1. Onze minster kan bepalen, dat gegadigden voor bepaalde door hem aan te wijzen diensten kunnen volstaan met een door hem aan te geven lagere graad van geschiktheid dan zou worden geëist volgens het eerste lid van artikel 5, mits moet worden verwacht, dat de beperkte geschiktheid hen niet zal hinderen de dienst naar behoren te verrichten, zonder hun gezondheid of die van anderen ernstig te schaden.

2. De beslissing omtrent de geschiktheid of ongeschiktheid van de gegadigden berust bij de hoogste geneeskundige autoriteit van de land- of de zeemacht.

HOOFDSTUK IV
Keuring van groep B (vrijwilligers enz.) na indiensttreding
Artikel 7

(in de kantlijn staat: Vrijwilligers enz., niet tot doorlopende werkelijke dienst verplicht: niet in werk. dienst geweest)

1. Personen van groep B, wier dienstverband niet tot doorlopende werkelijke dienst verplicht, worden ongeschikt geacht voor de dienst, waarvoor zij zich hebben verbonden of waarbij zij zijn benoemd, indien zij zijn komen te verkeren in een der gevallen, bedoeld in het eerste lid van artikel 5, tenzij herstel van de afwijking, welke die ongeschiktheid zou veroorzaken, binnen korte tijd mogelijk moet worden geacht.

(in de kantlijn staat: in werk. dienst of i.w.d. geweest)

2. Zijn zij in werkelijke dienst of in werkelijke dienst geweest, dan worden zij, ondanks de aanwezigheid van een afwijking, als bedoeld in het eerste lid, niet ongeschikt geacht, indien moet worden verwacht, dat de afwijking hen niet zal verhinderen de dienst, waarvoor zij zich hebben verbonden of waarbij zij zijn benoemd, naar behoren te verrichten, zonder hun gezondheid of die van anderen ernstig te schaden.

3.In het geval, bedoeld in het tweede lid, berust de beslissing bij de hoogste geneeskundige autoriteit van de land- of de zeemacht.

Artikel 8

(in de kantlijn staat: Vrijwilligers enz., tot doorlopende werkelijke dienst verplicht)

1. Personen van groep B, wier dienstverband tot doorlopende werkelijke dienst verplicht, wordt ongeacht of zij reeds in werkelijke dienst zijn of zijn geweest, ongeschikt geacht voor de dienst, waarvoor zij zich hebben verbonden of waarbij zij zijn benoemd, indien zij een afwijking hebben, welke moet worden geoordeeld ongeneeslijk te zijn of waarvan de genezing vruchteloos is beproefd, tenzij moet worden verwacht, dat de afwijking hen niet zal verhinderen de dienst naar behoren te verrichten, zonder hun gezondheid of die van anderen ernstig te schaden.

2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, berust de beslissing bij de hoogste geneeskundige autoriteit van de land- of de zeemacht.

HOOFDSTUK V
Slotbepalingen
Artikel 9

(in de kantlijn staat: Uitvoering)

Regelen ter uitvoering van dit besluit worden gegeven door of vanwege Onze minister.

Artikel 10

(in de kantlijn staat: Titel)

1. Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel van "Militair Keuringsreglement", afgekort "M.K.R.".

2. De bijlage van dit besluit kan worden aangehaald onder titel van "Lijst M.K.R.".

Artikel 11

(in de kantlijn staat: Inwerkingtreding)

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 30 Augustus 1949.

2. Met ingang van dezelfde datum vervalt het Koninklijk besluit van 25 maart 1918 (Staatsblad 209) met de daarin gebrachte wijzigingen.

Onze Minister van Oorlog en Onze Minister van Marine zijn, ieder voor zover hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende lijst van ziekten en gebreken in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze Minister van Overzeese Gebiedsdelen en aan de Raad van State.

Het Loo, 24 Augustus 1949.

JULIANA

De Minister van Oorlog.
SCHOKKING
De Minister van Marine.
SCHOKKING

Uitgegeven de zes en twintigste Augustus 1949.
De Minister van Justitie a.i.,
J. R. H. VAN SCHAIK.

 



Bijlage van het Koninklijk besluit van 24 augustus 1949 (Staatsblad J 404).

LIJST
VAN ZIEKTEN EN GEBREKEN
Behoorende bij het
MILITAIR KEURINGSREGLEMENT
(Lijst M.K.R.)

§ 1. ZIEKTEN EN GEBREKEN, WELKE NIET ALTIJD TOT
BIJZONDEREN LICHAAMSSTREKEN BEPERKT ZIJN.
A. Afwijkingen in de algemeene lichaamsgesteldheid.

 1.Te geringe algemene lichaamsontwikkeling.
 2.Algemene lichaamszwakte.
 3.Te grote gestalte met een zwakke lichaamsgesteldheid (het z.g. uit de kracht gegroeid zijn).
 4.Onvoldoende ontwikkeling van de borstkas in verhouding tot de lichaamslengte.
 5.Overmatige vetvorming in hinderlijken graad.
 6.Vervroegde ouderdomsgebreken (versleten lichaamsgestel).
 7.In het oog lopende mismaaktheid.
 8.Verwondingen, waarvan belangrijke blijvende stoornissen te verwachten zijn.
 9.Blijvende, belangrijke voedings- of ontwikkelinsstoornissen van één of meer lichaamsdelen.
 10.Blijvende, belangrijke overgevoeligheid voor onmisbare geneesmiddelen (idiosyncrasie).

B. Ziekelijke gesteldheid van de huid, het onderhuidsbindweefsel en het spierstelsel.

 11.Ziekelijke verkleuring van de huid (naevus) in hinderlijken graad.
 12.Hardnekkige ernstige huidziekten.
 13.Hardnekkige zweren of fistels.
 14.Littekens, neigende tot weder-openbreken of tot het geven van andere belangrijke stoornissen.
 15.Hardnekkige, zuchtige zwelling in belangrijke graad van enig lichaamsdeel.
 16.Volkomen of onvolkomen verlamming of voedingsstoornis van spieren met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 17.Hardnekkige spierkrampen in belangrijke graad.
 18.Slepende ontsteking, blijvende samentrekking van spieren, pezen, peesscheden, peesvliezen, peesbladen of slijmbeurzen in belangrijke graad.
 19.Scheuring, verslapping, verplaatsing of aangeboren geheel of gedeeltelijk gemis van spieren, pezen of banden met belangrijke stoornis in de verrichtingen.

C. Ziekelijke veranderingen in de beenderen en gewrichten.

 20.Slecht genezen beenbreuken, indien belangrijke stoornis in de verrichtingen ontstaan is of te verwachten is.
 21.Slepende ontsteking van het beenvlies, bot of beenmerg dan wel bestaande of te verachten belangrijke gevolgen dezer ziekten.
 22.Beenverweking, abnormale broosheid der beenderen (fragilitas ossium) en andere ziekten van het beenderstelsel, welke met ontaarding gepaard gaan (ostitis fibroas Recklinghausen, ostitis deformans Paget, morbus Koehler, morbus Osgood-Schlatter, morbus Perthes, enz.).
 23.Belangrijke misvorming van beenderen of gewrichten.
 24.Aangeboren of verouderde dan wel zich telkens herhalende belangrijke ontwrichtingen.
 25.Belangrijke, slepende gewrichtsontsteking.
 26.Gewrichtsverstijving met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 27.Gewrichtsverslapping met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 28.Loslating of verplaatsing van gewrichtskraakbeenderen.
 29.Gewrichtsmuizen.

D. Nieuwvormingen, voortbrengselen van ziekelijke groei, vreemde voorwerpen en concrementen.

 30.a. Kwaadaardige nieuwvormingen.
b. Andere nieuwvormingen in belangrijke graad.
 31.Peesknoopen (ganglia) in belangrijke graad.
 32.Plaatselijke tuberculose dan wel bestaande of te verwachten belangrijke gevolgen van deze ziekte.
 33.Koude- of verzakkingsabcessen.
 34.Vreemde voorwerpen of concrementen in een lichaamsdeel of lichaamsholte, die aanleiding geven of kunnen geven tot belangrijke stoornissen.

E. Ziekten van het bloed- en watervaatstelsel.

 35.Ware of valse slagaderuitzetting.
 36.Belangrijke ontaarding van slagaderwanden.
 37.Vernauwing, verstopping of ontsteking van bloedvaten in belangrijke graad.
 38.Ziekelijke verwijding van haarvaten in belangrijke graad.
 39.Eén of meer grote of uitgebreide aderspatten, waardoor belangrijke stoornissen zijn ontstaan of zijn te verwachten.
 40.Hardnekkige ontsteking van watervaatklieren.
 41.Belangrijke verstopping of ontsteking van watervaten.

F. Ziekten van het zenuwstelsel

 42.Aangeboren afwijkingen of minderwaardigheid van het zenuwstelsel.
 43.Slepende, ziekelijke veranderingen van het centrale zenuwstelsel.
 44.Slepende, ziekelijke veranderingen der perifere zenuwen in belangrijke graad.
 45.Slepende, ziekelijke veranderingen van het autonome zenuwstelsel in belangrijke graad.
 46.Hardnekkige zenuwpijn in belangrijke graad.
 47.Na ziekte of letsel van het zenuwstelsel overgebleven of te verwachten belangrijke gevolgen.
 48.Neurosen.
 49.Vallende ziekte (genuine epilepsie).
 50.Ziekelijke, onwillekeurige bewegingen in belangrijke graad.
 51.Hardnekkige duizelingen in belangrijke graad.
 52.Hardnekkige zee-, lucht- of wagenziekte in belangrijke graad.
 53.Slaapwandelen.
 54.Gebrekkige ontwikkeling van de verstandelijke vermogens (idiotisme, imbecillitas, debilitas mentis) in die graad, dat de persoon ongeschikt is om in de dienst geoefend te worden.
 55.Geestelijke minderwaardigheid (psychopathie).
 56.Hardnekkige, ziekelijke prikkelbaarheid van het zenuwstelsel en veranderde gemoedsstemming (o.a. neurasthenia).
 57.Ziekelijk heimwee, indien het zich herhaalt na overplaatsing.
 58.Psychosen.
 59.Na psychosen overgebleven verstandelijke of andere ziekelijke stoornis in belangrijke graad, of bestaand gevaar voor wederinstoring.

G. Algemene ziekten.

 60.Ernstige bloedarmoede.
 61.Ernstige ziekten, gekenmerkt door veranderde samenstelling van het bloed (leukaemia, enz.).
 62.Bloederziekte (haemophilia).
 63.Haemorrhagische diathesen.
 64.Ziekelijke veranderingen van de bloeddruk.
 65.Belangrijke stoornissen in de werking van de organen met inwendige afscheiding:
a. Akromegalia;
b. Dystrophia adiposo-genitalis;
c. Hardnekkige pisvloer (diabetes insipidus);
d. Hyperthyreoidie;
e. Ziekte van Basedow;
f. Myxoedema;
g. Tetanie;
h. Suikerziekte (diabetes mellitus) (zie ook nr. 231);
i. Ziekte van Addison;
j. Overige belangrijke stoornissen in de inwendige afscheiding.
 66.Belangrijke, blijvende stoornissen ten gevolge van gebrek aan vitaminen (avitaminosen, enz.).
 67.Jicht.
 68.Slepend of telkens terugkerend rheuma (polyarthritis theumatica).
 69.Slepend spier- of gewichtsrheumatisme in belangrijke graad.
 70.Slepende vergiftiging:
a. door bedwelmende of verdovende middelen;
b. door andere scheikundige zelfstandigheden.
 71.Vormen van tuberculose, niet vallende onder andere nummers van deze lijst, dan wel bestaande of te verwachten belangrijke gevolgen hiervan.
 72.Ziekte van Besnier-Boeck.
 73.Ziekte van Hodgkin (lymphogranuloma malignum).
 74.a. Aangeboren of hardnekkige syphilis.
b. Hardnekkige framboesia tropica.
c. Hardnekkige lymphogranulomatosis inguinale.
d. Hardnekkige gonorrhoe.
 75.Melaatheid (lepra).
 76.Slepende moeraskoorts in belangrijke graad.
 77.Slepende kwade droes (malleus).
 78.Hardnekkige of telkens terugkerende ziekten, door dierlijke parasieten veroorzaakt (mijnwormziekte, filariasis, trichinosis, cysticercus, echinococcus, enz.).
 79.Ernstige schimmelziekten (actinomycocis, botryomycosis, sporotrichosis, enz.).
 80.Hardnekkige uitscheiding van gevaarlijke ziektekiemen (bij z.g. bacillendragers).

§ 2. ZIEKTEN EN GEBREKEN, WELKE IN DE REGEL TOT
BEPAALDE LICHAAMSSTREKEN BEPERKT ZIJN
Hoofd.

 81.Plaatselijke gemis van beenzelfstandigheid aan de schedel in belangrijke graad.
 82.Uitgebreide kaalhoofdigheid.
 83.Hoofdzeer (favus).
 84.Hersenbreuk.
 85.Misvorming van de neus, tot min of meer volkomen sluiting der neusgangen of tot wanstaltigheid aanleiding gevend.
 86.Slepende, stinkende ontsteking van het neusslijmvlies (ozaena).
 87.Hardnekkige zwelling of poliepvorming van het neusslijmvlies met belangrijke belemmering in de neusademhaling.
 88.Hardnekkige ontsteking van de bijholten van de neus in belangrijke graad.
 89.Gemis van een belangrijk gedeelte van de lip.
 90.Weefselgemis van het gehemelte met slik- of spraakstoornissen.
 91.Hardnekkig speekselvloed in belangrijke graad.
 92.Hardnekkige ontsteking van het slijmvlies der mondholte in belangrijke graad.
 93.Zeer stinkende adem.
 94.Belangrijke misvorming van de kaak.
 95.Speekselfistel.
 96.Hardnekking lijden van een speekselklier of van haar uitvoergang in belangrijke graad.
 97.Gemis van een belangrijk gedeelte van de tong.
 98.Slepende ziekte van de tong in belangrijke graad.
 99.Belangrijke littekenvorming of vergroeiing in de mondholte.
 100.Stotteren of andere spraakstoornissen in belangrijke graad.
 101.Doofstomheid.
 102.Gemis of misvorming van een oorschelp met belangrijke mismaaktheid.
 103.Verminderde gehoorscherpte voor de fluisterspraak, indien deze met geen van beide oren op 3 m afstand wordt verstaan.
 104.Blijvende sluiting of vernauwing van een uitwendige gehoorgang, gepaard gaande met verminderde gehoorscherpte, als in nr. 103 dezer lijst omschreven.
 105.Blijvende, ziekelijke verandering of intrekking van een trommelvlies, gepaard gaande met verminderde gehoorscherpte zoals in nr. 103 dezer lijst omschreven.
 106.Doorboring van een trommelvlies, indien deze aanleiding geeft of zal geven tot herhaalde oorettering of andere voor de dienst hinderlijke verschijnselen.
 107.Slepende ontsteking, organische gebreken of zenuwstoornissen van een midden- of binnenoor, indien deze:
a. òf gepaard gaan met verminderde gehoorscherpte, als in nr. 103 dezer lijst omschreven;
b. òf een ernstig progressief karakter hebben (sclerosis, enz.).
 108.Blijvende sluiting of vernauwing van een Eustachiaanse buis, gepaard gaande met verminder de gehoorscherpte als in nr. 103 dezer lijst omschreven.
 109.Hardnekkige of telkens terugkeerende orenvloed.
 110.Na mastoid-operatie overgebleven fistel.
 111.Na ooroperatie beiderzijds ontbreken van trommelvlies en gehoorbeentjes.
 112.Vermindering van de gezichtsscherpte, indien, ook met behulp van corrigerende glazen, welke in hun sterkst brekende meridiaan een brekend vermogen van ten hoogste 6 dioptrieën hebben, de gezichtsscherpte is gedaald:
a. op beide ogen (afzonderlijke bepaald) tot lager dan 1/2;
b. op een der ogen tot lager dan 1/4.
 113.Hoornvliesvlek (macula corneae), gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 van deze lijst omschreven .
 114.Gezichtszwakte (amblyopia), gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 115.Bijziendheid (myopia), gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 116.Oververziendheid (hypermetropia), gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 117.Verschil van breking in verschillende meridianen van het oog (astigmatismus), gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 118.Slepende ontsteking van een traanzak.
 119.Uitzetting van een traanzak in belangrijke graad.
 120.Slepende tranenvloed in belangrijke graad met of zonder fistelvorming, vernauwing of sluiting van een gedeelte der traanwegen.
 121.Slepende ontsteking of nieuwvorming van een traanklier in hinderlijken graad.
 122.Gehele of gedeeltelijke vergroeiiing van oogleden onderling of met de oogbol, indien dit het zien belangrijk belemmert of aanleiding geeft tot telkens terugkerende ontsteking.
 123.Misvorming van een ooglid in belangrijke graad.
 124.Hardnekkige ooglidkramp in belangrijke graad.
 125.Verlamming of andere bewegingsstoornissen in belangrijke graad van de oplichter van een bovenooglid.
 126.Binnen- of buitenwaartskering van een ooglid in belangrijke graad.
 127.Binnenwaartse stand van ooghaartjes in belangrijke graad.
 128.Hardnekkige ooglidrandontsteking in belangrijke graad.
 129.Blijvend, geheel of nagenoeg geheel verlies van de ooghaartjes.
 130.Hardnekkige oogbindvliesontsteking in belangrijke graad.
 131.Vleugelvel (pterygium) in belangrijke graad.
 132.Hardnekkige of telkens terugkerende hoornvliesontsteking.
 133.Uitpuiling van het hoornvlies.
 134.Fistel van het hoornvlies.
 135.Hardnekkige of telkens terugkerende ontsteking van de harde oogrok.
 136.Uitpuiling van de harde oogrok.
 137.Misvorming van het regenboogvlies, gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 138.Hardnekkige of telkens terugkerende ontsteking van het regenboogvlies.
 139.Gehele of gedeeltelijke verstopping van een oogappel (occlusio pupillae, membrana pupillaris perstistand, enz.).
 140.Vergroeiing van het regenboogvlies met het hoornvlies (synechia anterior, leucoma adhaerens), gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 141.Belangrijke vergroeiing van het regenboogvlies met de lenskapsel (synechia posterior, seclusio pupillae).
 142.Slepende ontsteking van de haarband (cyclitis).
 143.Slepende ontsteking van het vaatvlies, dan wel bestaande of te verwachten belangrijke gevolgen hiervan.
 144.Troebelheid van het glasvocht in belangrijke graad.
 145.Gemis van de ooglens.
 146.Verduistering, verplaatsing of misvorming van een ooglens, gepaard gaande met verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 147.Slepende ontsteking of ontaarding van het netvlies, dan wel bestaande of te verwachten belangrijke gevolgen hiervan.
 148.Bestaande of doorgemaakte loslating van het netvlies.
 149.Belangrijke beperking van het gezichtsveld.
 150.Blijvende, verminderde netvliesgevoeligheid (hemeratopia chronica, enz.) in belangrijke graad.
 151.Slepende ontsteking of ontaarding van de gezichtszenuw.
 152.Gemis of verschrompeling van een oogbol.
 153.Verharding van een oogbol (de verschillende vormen van glaucoma).
 154.Nieuwvorming of dierlijke parasieten van het oog of in de oogkas.
 155.Oogbolstuipen (nystagmus) in belangrijke graad.
 156.Blijvende verlamming of andere bewegingsstoornissen van één of meer oogbolspieren in belangrijke graad.
 157.Blijven verlamming der accommodatie van een oog.
 158.Scheelzien, indien dit aanleiding geeft tot belangrijke mismaaktheid of tot verminderde gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven.
 159.Uitpuiling of inzinking van een oogbol (ex- of enophtalmus) in belangrijke graad.
 160.Spoedig intredende vermoeidheid bij het zien (de verschillende vormen van asthenopia), indien ook met aanwending van de toegestane glazen een gezichtsscherpte, als in nr. 112 dezer lijst omschreven, slechts gedurende korte tijd kan worden behouden en de gezichtsscherpte weldra in die mate afneemt, dat zij tot beneden de in dat nummer aangegeven waarden daalt; of wel indien zij gepaard gaat met zodanige ziekelijke stoornissen van de zijde van het gezichtsorgaan, dat de dienst niet naar de eis kan worden verricht.

Hals.

 161.Slepende ontsteking, ontaarding of verplaatsing van halswervels, hun tussenwervelschijven of van hun gewrichten.
 162.Vergroeiing van halswervels in belangrijke graad.
 163.Belangrijk verdraaide of scheve stand van het hoofd.
 164.Kropgezwel in belangrijke graad.
 165.Aangeboren halscyste in belangrijke graad.
 166.Fistel van het strottenhoofd of van de luchtpijp.
 167.Hardnekkige ontsteking van het keelslijmvlies (pharyngitis) in belangrijke graad.
 168.Hardnekkige, ernstige ontsteking of nieuwvorming van het strottenhoofd.
 169.Belangrijke littekenvorming van het strottenhoofd.
 170.Gemis van een stemband.
 171.Blijvende heesheid, stemloosheid of te zwakke stem in belangrijke graad.
 172.Hardnekkige ontsteking of vernauwing van de luchtpijp in belangrijke graad.
 173.Vernauwing van de slokdarm in belangrijke graad.
 174.Plaatselijke verwijding of zakvormige uitstulping van de slokdarm.
 175.Slokdarmfistel.
 176.Halsrib, indien deze aanleiding geeft tot belangrijke stoornissen.

Borst.

 177.Ziekelijke ontwikkeling in belangrijke graad van een borstklier.
 178.Belangrijke misvorming van het borstbeen.
 179.Belangrijke misvorming van de borstkas.
 180.Aangeboren afwijkingen van luchtpijptakken of longen in belangrijke graad.
 181.Slepende of telkens terugkerende ontsteking van de luchtpijptakken.
 182.Blijvende vernauwing van één of meer luchtpijptakken.
 183.Plaatselijke verwijding van één of meer luchtpijptakken (bronchiëctasie).
 184.Slepende ontsteking, verdichting, verschrompeling of gemis van longweefsel in belangrijke graad.
 185.Longtuberculose, dan wel bestaande of te verwachten belangrijke gevolgen van deze ziekten.
 186.Emphyseem der longen.
 187.Asthma bronciale in belangrijke graad.
 188.Herhaalde bloedspuwing.
 189.Fistel van de borstholte.
 190.Herhaalde spontane pneumothorax.
 191.Slepende borstvliesontsteking of te verwachten belangrijke gevolgen van deze ziekte.
 192.Belangrijke vergroeiing van het borstvlies van long en ribben.
 193.Aangeboren gebreken van het hart of van de grote vaten.
 194.Slepende ontsteking van het hart of van zijn vliezen.
 195.Klepgebreken van het hart of van de grote vaten.
 196.Verwijding, ontaarding of belangrijke vergroting van het hart.
 197.Hartvang (angina pectoris).
 198.Belangrijke stoornis in de werking van de hartspier.
 199.Ziekelijk gewijzigde hartwerking in belangrijke graad (o.a. rhythme-stoornissen).

Buik en bekkenstreek.

 200.Belangrijke spijsverteringsstoornissen.
 201.Slepende ontsteking van het maagslijmvlies in belangrijke graad.
 202.Belangrijke verwijding of vernauwing van de maag.
 203.Bestaande of doorgemaakte zweer van de maag of van de twaalfvingerige darm.
 204.Belangrijke verzakking van buikingewanden.
 205.Slepende ontsteking van het darmslijmvlies in belangrijke graad.
 206.Slepende darmzweer.
 207.Slepende of telkens terugkerende ontsteking van het wormvormig aanhangsel (appendicitis).
 208.Slepende persloop (dysenteria chronica).
 209.Tropische spruw (aphthae tropicae).
 210.Belangrijke stoornis in de peristaltiek van het maagdarmkanaal.
 211.Hardnekkige stoelverstopping in belangrijken graad.
 212.Telkens terugkerende onwillekeurige afgang van ontlasting.
 213.Plaatselijke vernauwing, verwijding of uitstulping van het darmkanaal in belangrijke graad.
 214.Fistel van een der spijsverteringsorganen.
 215.Navelsplijting (urachus apertus).
 216.Tegennatuurlijke of kunstmatig gevormde aars.
 217.Blijvende of herhaalde uitzakking van de endeldarm in belangrijke graad.
 218.Hardnekkige aarskloven in belangrijke graad.
 219.Aarsfistel.
 220.Aambeien in belangrijke graad.
 221.Slepende buikvliesontsteking.
 222.Belangrijke vergroeiing van buikingewanden.
 223.Belangrijke ziekten van de lever.
 224.Slepende ziekten van de galblaas of van de galwegen.
 225.Telkens terugkerende galsteenkoliek.
 226.Slepende ziekten, belangrijke vergroting of gemis van de milt, tenzij de gezonde milt ten gevolge van een verwonding operatief is verwijderd.
 227.Slepende ziekten van de alvleesklier.
 228.Ingewandsbreuken, indien de breuk niet door het dragen van een breukband voortdurend goed kan worden ingehouden.
 229.Belangrijke misvorming of slepende ziekten van nier, nierbekken of pisleider (ureter).
 230.Hardnekkige albuminurie, tenzij deze van onschuldige aard is (orthostatisch, emotioneel).
 231.Glucosurie, tenzij deze van renale oorsprong is (zie ook nr. 65).
 232.Gemis van een nier.
 233.Telkens terugkerende niersteenkoliek.
 234.Belangrijke misvorming van de pisblaas (o.a. ectopia visicae).
 235.Slepende ziekten van de pisblaas.
 236.Telkens terugkerend bloed of bloedkleurstofwateren in belangrijke graad.
 237.Blaassteen.
 238.Hardnekkige of telkens terugkerende etterige ontsteking van de pisbuis (urethra).
 239.Belangrijke vernauwing van de pisbuis.
 240.Pisbuisfistel.
 241.Belangrijke ziekten van de voorstanderklier.
 242.Belangrijke stoornis in de pislozing.
 243.Hardnekkige, telkens terugkerende, onwillekeurige afvloed van de pis.
 244.Aangeboren piswegsplijting (hypo- en epispadie) in die graad, dat de pislozing niet zonder verontreiniging van de kleding kan plaats hebben.
 245.Uitwendige tweeslachtigheid (hermaphroditismus).
 246.Gemis van de roede.
 247.Belangrijke, slepende ontsteking van een teelbal, bijbal of zaadstreng.
 248.Belangrijke tegennatuurlijke plaatsing van beide teelballen.
 249.Aangeboren ontaarding of gemis van beide teelballen.
 250.Belangrijke, ziekelijke ontaarding van een teelbal of zaadstreng.
 251.Waterbreuk (hydrocèle) in belangrijke graad van een teelbal of zaadstreng.
 252.Aderbreuk van de zaadstreng (varicocèle) in belangrijke graad.
 253.Balzakverslapping in belangrijke graad.
 254.Slepende zaadvloed in belangrijke graad.

Rug en ledematen.

 255.Misstand van de schouder in die graad, dat daardoor bij de geklede man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is.
 256.Belangrijk vleugelvormig van de rug afstaan van een schouderblad.
 257.Aangeboren splijting van wervels (hydrorrhachis, spina bifida) in belangrijke graad.
 258.Slepende ontsteking, ontaarding of verplaatsting van wervels, hun tussenwervelschijven of van hun gewrichten in belangrijke graad.
 259.Vergroeiing van borst- of lendenwervels in belangrijke graad.
 260.Verkromming van de wervelkolom (scoliosis, kyphosis, lordosis), indien belangrijke stoornissen in de verrichtingen bestaan of te verwachten zijn of bij de geklede man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is.
 261.Misstand van de heup, indien belangrijke stoornissen in de verrichtingen bestaan of te verwachten zijn of bij de geklede man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is.
 262.Gemis van arm, hand, been of voet.
 263.Belangrijke verkorting, verkromming of misvorming van een of meer ledematen.
 264.Misvorming van een hand met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 265.Verdubbeling of splijting van vingers met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 266.Aaneengroeiing van vingers met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 267.Gemis, misstand of verstijving van één of meer vingers of vingerleden met belangrijke stoornis in de verrichtingen.
 268.Mankgaan.
 269.Belangrijke afwijking van de normale stand van één of van beide knieën.
 270.Verplaatsing of tegennatuurlijke beweeglijkheid van een knieschijf in belangrijke graad.
 271.Misstand of misvorming van een voet, indien daardoor het gaan of staan met dienstschoeisel belangrijk bemoeilijkt wordt.
 272.Eén of meer overtollige tenen, indien daardoor het gaan of staan met dienstschoeisel belangrijk bemoeilijkt wordt.
 273.Aaneengroeiing van tenen, indien daardoor het gaan of staan met dienstschoeisel belangrijk bemoeilijkt wordt.
 274.Geheel of gedeeltelijk gemis, verstijving of misstand van één of meer teenen, indien daardoor het gaan of staan met dienstschoeisel belangrijk bemoeilijkt wordt.
 275.Doorborende voetzweer (malum perforans pedis).
 276.Hardnekkige eeltvorming, indien daardoor het gaan belangrijk bemoeilijkt wordt.
 277.Hardnekkig voetzweten in belangrijke graad.
 278.Belangrijke misvorming of ontaarding van één of meer nagels.
 279.Hardnekkige, telkens terugkerende, nagelzweer.

§ 3. ZIEKTEN EN GEBREKEN BIJ VROUWEN

De hiervóór vermelde nrs. 1 t/m 279, voor zover toepassing.

 280.Aangeboren of verkregen afwijkingen van de vrouwelijke geslachtsorganen in belangrijke graad.
 281.Slepende of hardnekkige ziekten van de vrouwelijke geslachtsorganen dan wel bestaande of te verwachten gevolgen van deze ziekten in belangrijke graad.
 282.Gemis, belangrijke ziekten of belangrijke afwijkingen van een borstklier.


Bron:

Staatsblad van het Koningrijk der Nederlanden, 1949, 01-01-1949.Geraadpleegd op Delpher op 07-10-2018.
Direct naar Staatsblad 209 met het betreffende Koninklijk besluit.



Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 28 March 2024.