Genealogie familie Camfferman
Generatie V-h
Arnoldus Camfferman is geboren op zaterdag 26 februari 1820 om 19:00 in Den Haag, zoon van Jacob Camfferman en Elisabeth van Zeeland. Van de geboorte is aangifte gedaan op dinsdag 29 februari 1820 met als getuigen: Johannes van Zeeland [oom moederszijde] en Johannes Hendrik Bikbergen.
Arnoldus is overleden op vrijdag 8 juni 1906 om 00:30 in Den Haag, 86 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op zaterdag 9 juni 1906 door Engelbertus Heilbron en Hendrik Lucauw.
De Courant, 12 juni 1906, pag. 4: "Burgerlijke Stand. DEN HAAG. 9 Juni. Overleden: A. Camfferman 86 j."
Beroep: timmerman
Arnoldus trouwde, 29 jaar oud, op zondag 13 mei 1849 in Voorburg met
Catharina Schmal, 23 jaar oud. Bij het burgerlijk huwelijk waren als getuigen aanwezig: Dingeman Francsicus Schmal, Alexander Karel Schmal, Martinus Camfferman [broer bruidegom] en Wouter Anthonie van der Vet.
Martinus Camfferman: broeder des bruidegoms
Dingeman en Alexander Schmal: ooms der bruid
Wouter van der Vet: goede bekend, doch geen bloedverwant van partijen
Bij de ondertekening staat: "Verklaarde de moeder des Bruidegoms haar naam niet te kunnen schrijven, als de schrijfkunst niet verstaande"
Catharina is geboren op vrijdag 2 september 1825 om 06:00 in Voorburg, dochter van Johannes Pieter Schmal en Johanna Jacoba Beukers. Van de geboorte is aangifte gedaan op zondag 4 september 1825 met als getuigen: Nicolaas Johannes Kuijpers en Alexander Karel Schmal.
Catharina is overleden op woensdag 7 oktober 1914 om 19:00 in Den Haag, 89 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op zaterdag 10 oktober 1914 door Hendrik Lucauw en Jan Timp.
Dagblad van Zuid-Holland en ’s-Gravenhage, 10 oktober 1914, pag. 3: "Burgerlijke Stand. ’s-Gravenhage, 10 Oct. Overleden: C. Schmal, wed. van A. Camfferman, 89 j."
Kinderen van Arnoldus en Catharina:
- Jacob Arnoldus Camfferman, geboren op vrijdag 29 maart 1850 in Den Haag. Volgt VI-r.
- Johannes Pieter Jacobus Camfferman, geboren op woensdag 21 juli 1852 in Den Haag. Volgt VI-s.
- Gerrit Camfferman, geboren op donderdag 5 april 1855 om 22:30 in Schiedam. Van de geboorte is aangifte gedaan op zaterdag 7 april 1855 met als getuigen: Arie de Goederen en Johannes Verspeek.
De geboorte is vermeld in de Schiedamsche Courant van 9 april 1855 (pag 2):Gerrit is overleden op vrijdag 24 september 1897 om 12:30 in Den Haag, 42 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op zaterdag 25 september 1897 door Engelbertus Heilbron en Henricus Lambertus Vorst.
STEDELIJK NIEUWS. Burgerlijke Stand: Geboren: 5 April. Gerrit, zoon van A. Camfferman en C. Schmal, Nieuwe Buurt.
Gerrit is opgenomen geweest in krankzinnigengesticht Bloemendaal in Loosduinen onder herzien nummer 121. Zijn opname datum was 17 februari 1881, hij is overleden in het gesticht.Het signalement van Gerrit luidde:
"bij zijne aankomst bij het korps lang
1 meter 6 decimeter 4 centim. 0 millim.
aangezicht: ovaal
voorhoofd: hoog
oogen: lichtbruin
neus: gewoon
mond: klein
kin: spits
haar: bruin
wenkbrauwen: bruin
merkbare teekenen: geene."
Gerrit is "den 31 Maart 1874 vrijwillig geëngageerd voor zes jaren, met f 30. handgeld.
Is ingeschreven voor de Militie in 1874 voor de gemeente ’s Hage (Zuid Holland) onder No 431."Gerrit heeft van de Krijgsraad in Noord-Holland diverse bestraffingen ondergaan:Gerrit bleef ongehuwd.
Op 13 mei 1875 was Gerrit samen met Martinus Musman genoemd in een brief waarin vonnis gewezen is door de Krijgsraad van de vierde afdeling in Haarlem. Hij was toen mineur 2e Klasse bi het Bataillon Mineurs en Sappeurs, in garnizoen in Utrecht.
Gerrit heeft bekend dat: "hij in den avond van 2 April 1875 door Musman is uitgenoodigd om te zamen uit te gaan, dat zij zich te zamen naar het Hoopkwartier in de kazerne van het corps hebben begeven, dat hij zelf op aansporing van beklaagde Musman uit een der kastjes van een kameraard heeft ontvreemd een linnen broek, terwijl beklaagde Musman een laken pantalon van een van hunne kamaraden op die kamer ontvreemdde; dat zij vervolgens te zamen de kazerne hebben verlaten met den mineur Braakma, die broeken te gelijk met een ouden kapokjas van dezen hebben verkocht en het geld verteerd; Overwegende dat deze bekentenis van den beklaagde Camfferman wordt bevestigd, voor zover hem zelf aan gaat, door de verklaringen van getuige Lorrier, die opgeeft, dat hij den volgenden morgen uit zijn kastje, aldaar heeft vermist een linnen pantalon, welke den vorigen avond aldaar nog was voorhanden geweest, door den getuigen Bans, die opgeeft dat hij den 3den April 1875 uit zijn kastje heeft vermist een laken pantalon welke den 2den April 1875 des namiddags door hem in zijn kastje was achtergelaten toen hij op wacht kwam, en door de verklaringen van de getuigen Dona en de Bie, die opgeven dat in den avond van vrijdag 2 April 1875 door hen is gehoord dat door den beklaagde Camfferman in een danshuis in de Boterstraat te Utrecht, werd te kennen gegeven, dat er iets had plaats gehad in het slaapkwartier van het corps met een linnen en een laken pantalon, hetgeen onaangename gevolgen moest na zich slepen;
Overwegende dat de beklaagde Musman erkent met Braaksma te zijn uit geweest en diens ouden kapotjas te hebben verkocht aan een onbekend persoon, dat zij naderhand hebben ontmoet den beklaagde Camfferman, maar ten stelligste ontkent iets te weten van de ontvreemding en verkoop van de beide vermiste broeken;
Overwegende dat wel is waar ten processe is gezegd, dat die beklaagde met twee andere mineurs dien avond met goed zoude hebben te koop geloopen en dat twee personen dat zouden verklaard hebben;
Overwegende dat van die beide personen de een onbekend is gebleven en dus niet is kunnen gehoord worden en de andere persoon de getuige Oudenalder, dat feit niet heeft bevestigd,
Overwegende dat ook die beklaagde zoude erkend hebben schuldig te zijn aan de ontvreeming van den laken pantalon,
Overwegende dat het feit echter alleen wordt verklaard door den getuige korporaal Everse,
Overwegende dat alzoo die beide aanwijzingen niet voldoende zijn bewezen,
Overwegende dat alhoewel de gansche houding van den beklaagde Musman tijdens de ontdekking van de ontvreemding en gedurende den loop van den processe bij welke door hun ten stelligste worden ontkend feiten die zonneklaar bewezen zijn, diens schuld aanwijst, zoodanig vermoeden, hoe sterk dat ook moge spreken, bij het ontbreken van elk bewijsmiddel, niet voldoende is om daarop eene schuldig-verklaring te gronden en de beklaagde Musman alzoo behoort te worden vrijgesproken van de aanklagt als zoude hij zich hebben schuldig gemaakt aan diefstal,
Gelet hebbende op al hetgeen zoo tot belasting als tot ontlasting van de beklaagden konde strekken en ter zaken diendende was, Gezien art. 191 en 20 van het Crimineel Wetboek van het Krijgsvolk te Lande en art 181 en 185 van het Reglement op de Regtspleging bij de Landmagt, Regt doende in naam des Konings!
Verklaart den beklaagde Camfferman schuldig aan het bestelen van een kamaraad in het slaapkwartier van het corps,
Verklaart dien beklaagde vervallen van den militairen stand;
Veroordeelt dien beklaagde tot de straf van den kruiwagen gedurende den tijd van een jaar,
Spreekt den beklaagde Musman vrij van de tegen hem ingebragt beschuldiging als zoude hij zich hebben schuldig gemaakt aan diefstal.
Veroordeelt den beklaagde Camfferman eindelijk in de kosten van den processe, des noods ter teuxatie en moderatie van den Krijgsraad.
Aldus gevonnisd door den Krijgsraad voornoemd den 8sten Mei 1875 en het vonnis geresumeerd den 10den Mei daaraanvolgende.
Present, Majoor de Perponcker, President, Ridmeester Dijckmeester, Kapitein Meijer, 1ste Luitenants Boellaard, Reynecke en Moerbeek en 2de Luitenant Hooghwinkel"Beroep: timmerman - Jacobus Adrianus Camfferman, geboren op zondag 18 april 1858 in Schiedam. Volgt VI-t.
- Maria Baaltje Camfferman, geboren op vrijdag 7 november 1862 in Den Haag. Volgt VI-u.
- Johanna Jacoba Camfferman, geboren op vrijdag 1 december 1865 in Den Haag. Volgt VI-v.
- Catharina Camfferman, geboren op zaterdag 6 februari 1869 in Den Haag. Volgt VI-w.
